web analytics
Intentie:
‘Ik zou graag tijdens consulten
meer direct
de wijze adviezen door willen geven
van mijn onzichtbare vrienden aan de andere kant.’
 
Dat was een intentie die deze week opkwam.
En intenties zijn krachtig spul hoor.
No shit!
Ze zetten de toon, ze geven richting en maken daarmee nieuwe dingen mogelijk.
 
Maar goed, dat zo direct doorgeven van die wijze adviezen vanaf de andere kant, dat kan niet altijd. Het gaat nog altijd om wat de klant nódig heeft, niet om waar ik zin in heb. Soms moet het gewoon meer een praktisch verhaal worden. Maar als Koen binnenkomt, voel ik al snel: bij hem zou het wel bij kunnen gebeuren. Een mooi mens, stralend, open, nieuwsgierig, liefdevol, onderzoekend, wakker. Het verbaast me dan ook niet dat het gesprek vanzelf gaat in de richting van ‘zijn eigen teampje achter hem.’
“Ik noem het meestal mijn vrienden”, zeg ik.
“Snap ik”, zegt hij. “Het woord gidsen klinkt meteen weer zo officieel.”
We knikken begrijpend.
“Het zou mooi zijn om zelf een actieve communicatie aan te gaan met die vrienden”, zeg ik.
Hij: “Ik ben me wel van ze bewust en ik zie ze ook wel gebaren, maar ik ‘versta’ ze nog niet.”
We hebben het erover hoe hij ze kan gaan leren verstaan.
Over ‘welke taal zij spreken.’
 
Het gesprek gaat ook over de liefde. Koen heeft de Grote Liefde gevonden.
“Ik zag de liefde tussen mijn grootouders als kind en ik dacht: dat is het, dat wil ik later ook. Nu heb ik haar gevonden. Maar mijn vraag is: kan ik wel onvoorwaardelijk liefhebben?”
Er gebeurt iets als hij de vraag stelt.
Alsof het niet de juiste vraag is.
Het duurt even voordat ik doorheb hoe het zit.
“Is het niet zo dat je al onvoorwaardelijk liefhebt, maar dat je bang bent om het kwijt te raken?”, vraag ik.
“Dat is het precies!”, zegt K. “Ik voel me als de oermens die vuur gevonden heeft in de vochtige, koude bossen. En die dat vuur nu koestert door het te beschermen met zijn handen en door er alles aan te doen om het brandend te houden. Bang om het te verliezen, omdat hij nog niet zelf vuur kan maken.”
 
En dan gebeurt het.
Ik wil iets zeggen, maar ik ‘hoor’ mijn teampje er ineens tussendoor komen.
Heel dichtbij.
“Tell him there is no need to worry. Tell him that he ís the fire.”
Ik wijs naar achteren.
“Mijn onzichtbare vrienden willen iets zeggen”, zeg ik.
“Zeg tegen hem dat hij zelf het vuur is.”
 
Het wordt doodstil.
We kijken elkaar aan.
En…
tranen komen op,
bij allebei.
Zonder geluid, zonder beweging.
Alleen maar steeds dikker wordende tranen in ogen die uiteindelijk naar beneden rollen.
 
“Zo mooi”, zegt K. uiteindelijk.
En ik knik.
“Zo mooi.”